Juridische zaken als je getrouwd bent en gaat scheiden

Wanneer je als getrouwde ouders (of ouders die een geregistreerd partnerschap hebben) gaat scheiden moet je de volgende zaken regelen:

1. De echtscheiding moet worden uitgesproken om het huwelijk te ontbinden

Dat kan alleen een rechtbank doen dus voor een scheiding heb je uiteindelijk een advocaat nodig die de juiste stukken naar de rechtbank stuurt. En die eventueel procedeert voor een van partijen.

Met het uitspreken van de echtscheiding door de rechtbank (de “echtscheidingsbeschikking”) is de echtscheiding nog geen feit: daarvoor moet die echtscheidingsbeschikking in het register van de burgerlijke stand van de gemeente waarin ouders getrouwd zijn worden ingeschreven. De datum van inschrijving is de echtscheidingsdatum.

2. Kinderen

Ouders blijven in principe na de echtscheiding samen het gezag over hun kinderen houden. Ze blijven dus allebei verantwoordelijk voor hun kinderen. Beiden hebben het recht en de plicht de kinderen te verzorgen en op te voeden. Dit heet ‘gelijkwaardig ouderschap’. Voor kinderen tot en met 17 jaar moet het goed geregeld zijn voordat de echtscheiding kan worden uitgesproken.

Ouderschapsplan: Een van de stukken die bij het begin van een echtscheidingsprocedure moet worden ingediend bij de rechtbank, is een Ouderschapsplan dat door beide ouders is opgesteld (in samenspraak met de kinderen; de wet verplicht ouders de kinderen op een passende wijze te betrekken bij het opstellen van het Ouderschapsplan). Lukt het ouders niet een Ouderschapsplan overeen te komen en zijn daar goede redenen voor, dan zal de rechtbank het echtscheidingsverzoek toch in behandeling nemen, en beslissingen nemen over de gevolgen van de scheiding voor de kinderen. Ouders moeten zich maximaal inspannen om tot een ouderschapsplan te komen.

In dat Ouderschapsplan moet in ieder geval, dus verplicht, het volgende zijn opgenomen:

  1. hoe ouders de zorg- en opvoedingstaken verdelen of de omgang vormgeven;
  2. hoe ouders elkaar informatie verschaffen en raadplegen over belangrijke zaken van de kinderen;
  3. hoe ouders de kosten van de verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen delen (kinderalimentatie).

Verdeling zorg- en opvoedingstaken en het informeren en raadplegen van elkaar

Ouders moeten in ieder geval afspreken bij wie de kinderen op bepaalde dagen zijn, wanneer ze naar de andere ouder gaan, hoe ze elkaar op de hoogte houden van belangrijke zaken die de kinderen betreffen en wanneer ze elkaar raadplegen.

Kinderalimentatie: Ouders moeten hun kinderen financieel onderhouden. Dat moet in ieder geval totdat het kind 18 jaar is. Als een kind daarna nog studeert of met werken onvoldoende eigen inkomen verdient om zichzelf volledig te kunnen onderhouden, moeten ouders de kinderen tot 21 jaar financieel bijspringen.

In scheidingssituaties wordt voor de verdeling van de kosten en de vaststelling van kinderalimentatie de tabel ‘Kosten van kinderen voor de vaststelling van kinderalimentatie’ gehanteerd. Het gaat bij deze kosten niet alleen om de kosten van eten, drinken, kleding, school en sport, maar ook om het aandeel van het kind in de huisvestingskosten, verbruik van gas, water en telefoon, verzekeringen en meer. Aan de hand van de leeftijd van de kinderen en het netto gezinsinkomen tijdens de samenleving van de ouders, worden de maandelijkse kosten van de kinderen vastgesteld. Ouders mogen hiervan in onderling overleg afwijken.

Nadat is vastgesteld wat de kosten van de kinderen zijn wordt bekeken welk aandeel ieder van de ouders hierin heeft. Dit is afhankelijk van het inkomen en de lasten van iedere ouder (“draagkracht”) en hoe de zorgtaken ten aanzien van de kinderen tussen ouders zijn verdeeld.

Kinderbrief: Als de kinderen 12 jaar of ouder zijn, mogen zij zelf hun woordje doen bij de rechter. Zij krijgen van de rechter een brief waarin staat dat zij de rechter mogen schrijven wat ze van de regelingen die hun ouders voor hen hebben bedacht vinden, of wat ze zelf graag zouden zien als regeling; als ze dat niet op willen schrijven mogen ze ook komen praten met de rechter. Als ze dat ook niet willen, kunnen ze volstaan met de rechtbank te laten weten dat ze geen van beiden willen. Dat is de zogenaamde Kinderbrief.

3. Huisvesting

Als er een gezamenlijk koophuis is, moeten er afspraken gemaakt worden over wie er in de woning blijft, over de verkoop van de woning, hoe de waarde verdeeld wordt. Een en ander is afhankelijk van de vraag of ouders al dan niet in gemeenschap van goederen zijn gehuwd/geregistreerd, en zo nee hoe hun huwelijks-/partnerschapsvoorwaarden in elkaar zitten.

Als er een huurwoning is, zijn ouders huurder en medehuurder. Ze moeten afspreken wie het huurcontract voortzet. Toestemming van de verhuurder daarvoor is niet nodig, maar wel moet de verhuurder daarvan op de hoogte worden gesteld.

Komen ouders er samen niet uit, dan kan de rechter gevraagd worden een beslissing te nemen.

4. Urgentie woonruimte

Het is lastig om snel woonruimte te vinden in scheidingszaken. Soms kan men een urgentie krijgen voor woonruimte. Dat gaat in Zeist via de gemeente.

Kijk voor meer informatie ook bij Zoek je een huurwoning in Zeist voor je gezin?

5. Partneralimentatie

Ouders die gehuwd waren of een geregistreerd partnerschap hadden, hebben over en weer een wettelijk recht op een bijdrage in hun levensonderhoud (partneralimentatie) als zij niet voldoende inkomsten hebben om in eigen onderhoud te voorzien, en die inkomsten ook niet zelf kunnen verwerven.

Dat kan voor ten hoogste twaalf jaar als ouders vóór 1 januari 2020 de echtscheiding hebben aangevraagd.

Sinds 1 januari 2020 geldt in principe dat er een recht op partneralimentatie bestaat voor de helft van het aantal huwelijksjaren met een maximum van 5 jaar vanaf de echtscheidingsdatum. Op die hoofdregel bestaat een aantal uitzonderingen:

  • Mensen geboren voor of op 1 januari 1970 en langer dan vijftien jaar getrouwd hebben recht op tien jaar alimentatie.
  • Bij echtparen met kinderen onder de 12 jaar houdt de ex-partner recht op twaalf jaar alimentatie tot het jongste kind twaalf jaar is.
  • Na een huwelijk van minimaal vijftien jaar, waarbij de alimentatieontvanger de AOW-leeftijd binnen tien jaar na de scheiding bereikt, heeft hij of zij tien jaar recht op alimentatie tot aan de AOW leeftijd net een maximum van tien jaar.

Overigens houdt de rechter in schrijnende gevallen altijd het laatste woord. Dat valt onder de hardheidsclausule. De mogelijkheid om in schrijnende gevallen een langere termijn dan vijf jaar toe te wijzen blijft bestaan..

Er moet behoefte zijn aan een bijdrage. Een richtlijn (géén wet) is dat de behoefte van ieder van de echtgenoten wordt becijferd als volgt: men gaat uit van het netto gezinsinkomen, daarvan worden de kosten van de kinderen afgetrokken en van wat over blijft is 60% de behoefte aan inkomen.

Vervolgens kijkt men wat men zelf van dat inkomen kan invullen (door werk of rendement op vermogen) en de rest is de behoefte aan partneralimentatie.

Of die behoefte door de andere echtgenoot kan worden ingevuld, hangt af van diens draagkracht. Om die te berekenen worden rekenprogramma’s gebruikt. Grofweg komt de berekening van de draagkracht hier op neer. Van het netto inkomen worden afgetrokken een bedrag gelijk aan de bijstandsnorm voor een alleenstaande, woonlasten ter hoogte van 30% van het netto inkomen (woonbudget), de ziektekostenpremie minus zorgkorting, een eventuele arbeidsongeschiktheidsverzekeringspremie, bijzondere ziektekosten die niet vergoed worden door de verzekeraar, en soms rente en aflossing op schulden die uit het huwelijk stammen. Van wat dan nog resteert van het inkomen is 60% in principe beschikbaar voor alimentatie.
Vervolgens wordt berekend bij welke alimentatie de netto inkomens van de exen gelijk is (inkomensvergelijking).

6. Verdeling van het vermogen

Ouders moeten hun bankrekeningen, bezittingen en schulden verdelen. Hoe ze dat moeten doen, hangt af van de vraag of ze voorafgaand aan het huwelijk al dan niet huwelijksvoorwaarden hebben laten opstellen bij een notaris, en of ze vóór of na 1 januari 2018 zijn gehuwd.

Vóór 2018 gehuwd: Zijn de ouders voor 2018 gehuwd, dan betekent dat dat de regels van het oude huwelijksvermogensrecht gelden, namelijk dat partijen in gemeenschap van goederen zijn getrouwd als zij geen huwelijksvoorwaarden hebben laten opstellen door een notaris. Er zijn vele vormen van huwelijksvoorwaarden, dus een standaard manier van het verdelen van vermogen wanneer er huwelijksvoorwaarden zijn, is er niet. Zijn er geen huwelijksvoorwaarden, dan zijn partijen in gemeenschap van goederen getrouwd. Dat betekent dat alles wat ieder vóór het huwelijk had en wat er tijdens huwelijk is bijgekomen gemeenschappelijk is. Dus bij scheiding gaat alles op een hoop en die hoop wordt in principe gedeeld in twee gelijke delen.

Na 1 januari 2018 gehuwd: Sinds 1 januari 2018 geldt het nieuwe standaard regime ‘beperkte gemeenschap van goederen’. Met huwelijkse voorwaarden kan afgeweken worden naar:

  • algehele gemeenschap
  • gehele uitsluiting van huwelijksgemeenschap
  • afwijking op de beperking

Het is sindsdien zo dat als men niet naar een notaris gaat voor huwelijksvoorwaarden, de beperkte gemeenschap van goederen geldt, wat wil zeggen dat al het vermogen dat een partner voorafgaand aan het huwelijk had van hem/haar blijft en niet in de gemeenschappelijke pot valt, en wat tijdens het huwelijk aan vermogen wordt vergaard, gemeenschappelijk wordt. Ook erfenissen en schenkingen die tijdens het huwelijk worden ontvangen vallen niet in de gemeenschappelijke pot.

7. Pensioenverevening

Pensioen dat tijdens het huwelijk is opgebouwd (dus niet dat wat vóór huwelijk is opgebouwd) moet “verevend” worden. Dat is een bepaalde manier van verdeling. Dat kan simpel, door binnen twee jaar na scheiding de pensioenfondsen waarbij pensioen is opgebouwd een speciaal formulier toe te sturen waarin de datum van echtscheiding staat en de gegevens van partijen. Het betreffende pensioenfonds zal dan automatisch op de pensioendatum van degene die het pensioen heeft opgebouwd, het deel dat gereserveerd is voor de ex-echtgenoot uitkeren.

Je kunt ook afzien van pensioenverevening, maar als dat gebeurt in het kader van een uitruil met goederen die verdeeld moeten worden, levert dat bepaalde fiscale nadelen op.

Het maakt voor de pensioenverevening niet uit of er al dan niet huwelijksvoorwaarden zijn, tenzij in de huwelijksvoorwaarden expliciet is opgenomen dat de zogenaamde “Wet verevening pensioenrechten bij scheiding” door partijen wordt uitgesloten.

8. Voorlopige voorzieningen

Een scheidingsproces kan lang duren. Zijn er zaken die niet kunnen wachten, dan moeten er voorlopige afspraken over gemaakt worden. Lukt dat niet, dan kan de rechter om ‘voorlopige voorzieningen’ gevraagd worden. Daar is een (familierecht)advocaat voor nodig. De rechter kan een tijdelijke voorziening treffen voor het gebruik van de woning (wie mag er voorlopig in blijven wonen en wie moet tijdelijk ergens anders onderdak zoeken), aan wie van de ouders de kinderen voorlopig worden toevertrouwd, hoe de kinderen in contact blijven met de andere ouder, kinderalimentatie en partneralimentatie.

9. Kosten van de scheiding

De rechtbank vraagt geld om de scheiding te behandelen. Dit zijn de zogenaamde griffiekosten. Die variëren van € 86 tot € 314 (tarieven 2023), afhankelijk van de financiële situatie van de persoon.

Om een verzoek tot scheiding in te dienen is een advocaat of advocaat-mediator nodig. Een advocaat of advocaat-mediator rekent voor zijn diensten meestal een tarief per uur.

Daarnaast zijn er de kosten van uittreksels, die opgevraagd moeten worden.

Wie niet veel verdient heeft mogelijk recht op een bijdrage in de kosten. Dit heet gesubsidieerde rechtsbijstand, ook wel een toevoeging. De advocaat vraagt namens zijn cliënt een bijdrage in de kosten aan bij de Raad voor Rechtsbijstand. Aan het einde van de zaak is het mogelijk dat opnieuw wordt gekeken of er recht was op de toevoeging. Dit hangt af van het inkomen en vermogen van de cliënt.

10. Meer informatie

Kijk voor meer informatie en organisaties die je kunnen helpen bij het overzicht Handige websites bij scheiding